Oefening 1 persoonsvorm

Persoonsvorm Finite verb form 

We call a verb the finite form when it shows:

– the time in which the sentence is written (either present or past): I sleep – I slept
– whether the subject of the sentence is singular or plural: you sleep – you sleep

When you’re uncertain about which of the verbs in a sentence is the infinite form, the best thing to do is to change the sentence’s time. The verb that then changes, is the infinite form.

EXERCISE

WAT IS THE FINITE VERB FORM IN THE NEXT SENTENCES? 

Fill in the correct gaps, then press "score - antwoorden" to check your answers.

1. 

Consumenten hebben Ikea uitgeroepen tot beste winkelketen.

2. 

Ook het AMC in Amsterdam heeft een patiëntje met een onverklaarbare aandoening.

3. 

Een automobiliste reed donderdag in Brugge met haar auto tegen een boom.

4. 

Haaksbergen moet een vergunning verlenen voor een nieuwe toegangsweg.

5. 

Nederlandse volleybalsters willen scoren op de volgende Olympische Spelen.

6. 

Een paar duizend rijksmonumenten in Nederland moeten dringend gerestaureerd worden.

7. 

De politie gaat dronken jongeren naar huis brengen.

8. 

Veertig procent van de Nederlanders gelooft in een leven na de dood.

9. 

Er komt een prijs voor de illustratoren van kinderboeken.

10. 

Binnenkort kan iedereen weer een griepprik halen.