Adverbial object -bijwoordelijke bepaling

In een zin zegt een bijwoordelijke bepaling iets over het gezegde. Het beantwoordt vragen als: (In a sentence, an adverbial clause says something about the predicate. It answers questions like:)

Waarom?  

Voorbeeld: Vanwege de vogelpest is dit gebied afgesloten.( Due to the bird flu, this area is closed.)

Wanneer? 

Voorbeeld: De training begint om vijf uur. (The training starts at five o’clock .)

Voor hoelang?

Voorbeeld: De wedstrijd zal een uur duren. (The match will last one hour.)

Waarheen?  

Wij gaan dit jaar naar Frankrijk . (We are going to France this year.)

Waarvandaan? 

De meeste druiven komen uit Frankrijk. (Most grapes come from France.)

Hoe?   

De man heeft zijn hele leven heel hard gewerkt. (The man has worked very hard all his life.)

En tot slot , waarmee ?

De indiaan maakte met een kleed  rooksignalen. (The Indian made smoke signals with a cloth.)

Niet elke zin bevat een bijwoordelijke bepalingvoorwerp en sommige zinnen bevatten meer dan één bijwoordelijk bepaling.(Not every sentence contains an adverbial object and some sentences contain more than one adverbial clause.)

Soms zijn bijwoordelijke bepalingen moeilijk te vinden omdat je geen vragen kunt stellen zoals waar? Wanneer? Enz. Als je een zin echter op de juiste manier ontleedt, zul je automatisch de bijwoordelijke bepaling vinden.(Sometimes adverbs are hard to find because you can’t ask questions like where? When? etc. However, if you parse a sentence correctly, you will automatically find the adverbial clause.)

Voorbeelden:

    1. Ik heb de wedstrijd niet gezien.
      (Ik heb de wedstrijd niet gezien)
    2. Zou Ajax deze wedstrijd ook winnen?
      (Zou Ajax deze wedstrijd ook winnen ?)
    3. Ik kan dat goed begrijpen.
      (Ik kan dat begrijpen.)

In deze zinnen zijn niet, ook en wel bijwoordelijke bepalingen. (In these sentences are not, also and good adverbial objects.)

Oefening bijwoordelijke bepaling