We noemen een werkwoord de persoonsvorm als het laat zien:
– in welke de tijd de zin is geschreven (heden of verleden): ik slaap – wij sliepen
– of het onderwerp enkelvoud of meervoud is: jij slaapt – jullie slapen
Werkwoordsvormen als gefietst, gekocht, gebeurd en verdeeld noemen we voltooide deelwoorden
Lopend, werkend, drinkend en rollend noemen we onvoltooide deelwoorden.
Infinitieven zijn de hele werkwoorden.