Pronouns – voornaamwoorden

Pronouns
Personal pronoun Possesive Pronoun Reflexive pronoun
als onderwerp als voorwerp
1e ik mij, me mijn me
2e jij, je, u jou, je, u jouw, je uw je, u
3e hij zij, ze, het hem haar, het zijn haar, zijn zich
1e wij. we ons ons, onze ons
2e jullie, u jullie, je , u jullie, uw je, u
3e zij, ze hen (direct object, prepositional object and after a preposition) hun (MV) ze (direct object, indirect object and prepositional object) hun zich
Note: ‘Het’ as a personal pronoun is always a sentence element. You can replace it by ‘het ding’ or ‘de zaak’ (the thing) Hij geeft het aan haar à Hij geeft het ding aan haar. (He gives it to her à He gives the thing to her.) Reflexive pronouns : elkaar(s), elkander Demonstrative prounouns : die, deze, dat, dit, zo’n, zulke en zelf Interrogative pronouns : wie, wat, welke en wat voor (een) Relative pronouns : die, dat, wie en wat Notes:
  • Relative pronouns betrk. vnw. refer to a sentence element earlier on in the sentence: the antecedent. The antecedent is always found in the same sentence. Example: De man die daar staat, is zijn vader. (The man who is standing there, is his father.)
  • ‘Wat’ can have an antecedent that’s a sentence: In that case you can replace it by ‘en dat’: Het feest is afgelast, wat me tegen valt. à Het feest is afgelast en dat valt me tegen. (The party has been canceled, which is quite a bummer.)
  • ‘Wie’  and  ‘wat’  can have a have a so-called invisible antecedent: in this case you can replace wie/wat by de man die/het ding dat: Wie dat zegt, geloof ik niet. – De man die dat zegt, geloof ik niet. (I don’t beleive whoever/the man who says this).
Indefinite pronouns are words such as men (‘they’), (n)iemand (nobody/somebody), (n)iets (nothing/something), ieder(een) (every(body)), alles (everything), elk (every),wat (what), enig(e) (some), het een of ander (one or another). Notes:
  • Hetcan be an article, personal pronoun or indefenite pronoun. het the article: belongs to a noun: het meisje / the girl het the personal pronoun: refers to something that has been or is yet to come:  Het lijkt me logisch dat hij dat doet. (It seems logical to me that he does that.) Het the indefinite pronoun is a sentence element on its own: Het vriest (It’s freezing)
  • ‘Het the indefinite pronoun’ can be replaced by ‘iets’ (something) or ‘een beetje’ (a little): Wil je wat voor mij doen? – Wit je iets voor mij doen? (Do you want to do something for me?)
 

Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.