Back excercises
The past tense of strong verbs
HOME
Strong verbs
Enter the correct form in the past tense.
1. De situatie blijkt
onhoudbaar te zijn geworden.
2. Wij ontbijten
die ochtend om zes uur.
3. Wij eten
op dat tijdstip echter niet veel.
4. Zij vergeet
wat ze mee moest nemen.
5. Hij springt
een gat in de lucht toen hij het nieuws verneemt
.
6. De politiwagen rijdt
met hoge snelheid naar de plaats des onheils.
7. Er valt
een stilte na die opmerking.
8. Hij hijst
de vlag in top.
9. Dat zien
wij vanaf de top van de berg.
10. Mijn moeder koopt
een nieuwe scanner in die winkel.
11. Het schip zinkt
onmiddellijk na de aanvaring.
12. Het kalf verdrinkt
omdat de put niet gedempt was.
13. De arts verbindt
de gewonde passagier.
14. Wat vind
jij van die opmerking?
15. Hij ligt
de hele wedstrijd op kop en wint
de wedstrijd dan ook gemakkelijk.
16. Zij komen
nog maar net op tijd.
Check
Hint
OK